Volg ons
Diaporama
Diaporama

TETRAFLASH – Kaaimantaks 2.1: gedeeltelijke vernietiging door het Grondwettelijk Hof Gepubliceerd op: 19/09/2025

Gepubliceerd op : 19/09/2025 19 septembre sept. 09 2025

Het arrest van het Grondwettelijk Hof, dat zich moest uitspreken over drie beroepen tot gedeeltelijke vernietiging tegen de kaaimantaks 2.1, werd met veel verwachting tegemoet gezien. Na 112 pagina’s oordeelde het Hof dat bepaalde bepalingen die waren ingevoerd door de programmawet van 22 december 2023 gedeeltelijk, en met terugwerkende kracht, worden vernietigd.


CONTEXT De kaaimantaks werd ingevoerd in het Wetboek Inkomstenbelastingen bij programmawet van 10 augustus 2015 (B.S., 18 augustus 2015). Sinds haar inwerkingtreding op 1 januari 2015 heeft het regime talrijke wijzigingen ondergaan, waaronder een belangrijke hervorming door de programmawet van 25 december 2017 (B.S., 29 december 2017) en, recenter, door de programmawet van 22 december 2023 (B.S., 29 december 2023).

De kaaimantaks heeft tot doel het gebruik van patrimoniumstructuren, doorgaans weinig of niet belast, de zogenaamde “juridische constructies”, fiscaal inefficiënt te maken. Dit gebeurt door de Belgische inwoner (“stichter”) van de juridische constructie te belasten op de inkomsten ervan alsof hij die rechtstreeks had ontvangen. Om dubbele belasting te vermijden, worden inkomsten die reeds transparant belast zijn, vrijgesteld bij hun effectieve uitkering. Er bestaan ook uitzonderingen wanneer de juridische constructie voldoende “substantie” kan aantonen.

Met de programmawet van 22 december 2023 wilde de wetgever gerichte aanpassingen aanbrengen aan de kaaimantaks, naar aanleiding van opmerkingen van het Rekenhof. Zo evolueerde het regime naar een versie 2.1, zonder echter een diepgaande hervorming door te voeren. Hierbij werden verschillende bepalingen ingevoerd of gewijzigd (bv. invoering van een exit tax bij verhuis van de stichter naar het buitenland, verstrenging van de substantiële uitzondering, verzwaring van de vrijstelling voor reeds transparant belaste inkomsten, uitbreiding van het begrip van een toegewijd fonds, invoering van een verplichte bijlage bij de aangifte, enz.).

Bij de goedkeuring van versie 2.1 klonk er echter veel kritiek, o.a. van praktijkjuristen: gebrek aan duidelijkheid, risico op dubbele belasting, en onevenredige effecten door het ontbreken van een uitzondering voor niet-fiscale transacties.

Deze bezwaren vormden de basis voor de vernietigingsberoepen bij het Grondwettelijk Hof, waarbij onder meer een schending van de grondwettelijke principes van gelijkheid en non-discriminatie werd aangevoerd.

HET ARREST Het Grondwettelijk Hof heeft meerdere bepalingen van de hervorming van de kaaimantaks vernietigd. Het arrest brengt belangrijke verduidelijkingen.
 
  1. De substantiële uitzondering

De nieuwe wet had de uitzondering sterk beperkt tot entiteiten die een “economische activiteit” uitoefenen bestaande uit het aanbieden van goederen of diensten op een bepaalde markt.

Het Hof oordeelde dat deze beperking buitensporig was. De belastingplichtige moet kunnen aantonen, onder toezicht van een rechter, dat de juridische constructie geen kunstmatig en economieloos geheel is. Het louter beheren van activa volstaat echter niet om een kunstmatige constructie vast te stellen.

Wel verduidelijkt het Hof dat het louter beheren van het vermogen van de stichter géén echte economische activiteit vormt. Louter patrimoniale vennootschappen blijven dus onderworpen aan het regime van de kaaimantaks.
 
  1. De combinatie kaaimantaks en CFC-regels

De nieuwe wet voorzag een uitzondering op de kaaimantaks wanneer de inkomsten van een juridische constructie reeds, krachtens de CFC-regels, toegevoegd werden aan de belastbare grondslag van de moedervennootschap (intermediaire vennootschap), maar enkel indien deze Belgisch was.

Het Hof oordeelde dat het beperken van deze uitzondering tot Belgische vennootschappen onredelijk was. De doelstelling is immers dat de inkomsten effectief worden belast, ongeacht of de intermediaire vennootschap Belgisch is of in een andere EU-lidstaat gevestigd.
 
  1. Beperking van de exit taks

De wetgever had een exit tax ingevoerd die ook de niet-uitgekeerde winsten van een juridische constructie viseerde die behaald waren vóór de stichter Belgisch rijksinwoner werd.

Het Hof vernietigde deze bepaling omdat zij de Belgische fiscale bevoegdheid overschreed. De exit tax mag enkel betrekking hebben op gereserveerde inkomsten tijdens de periode van Belgische residentie van de stichter. Bovendien verduidelijkte het Hof dat onder “niet-uitgekeerde inkomsten” enkel gereserveerde inkomsten vallen, en niet latente meerwaarden – een stelling die wij altijd hebben verdedigd.
 
  1. Het begrip toegewijde fondsen

In de nieuwe wet bleef de algemene uitsluiting van ICB’s uit het toepassingsgebied van de kaaimantaks behouden, maar werd een maximumdrempel ingevoerd: een ICB die voor meer dan 50% werd aangehouden door één persoon of verbonden personen, werd als juridische constructie beschouwd.

Het Hof bevestigde de relevantie van een drempelmechanisme, maar oordeelde dat 50% disproportioneel was. Een ICB met meer dan 50% participatie door dezelfde (verbonden) personen is niet automatisch misbruik. Het Hof vernietigde de bepaling omdat deze de belastingplichtige niet toeliet te bewijzen dat de participatie in een concreet geval geen misbruik uitmaakte.

Voor het overige verwierp het Hof de beroepen.

Hoewel het arrest op sommige punten teleurstellend is, bevat het belangrijke vooruitgangen.

Het betekent een positieve evolutie voor startende investeringsfondsen, die voortaan de automatische kwalificatie als juridische constructie kunnen weerleggen wanneer meer dan 50% door de eerste investeerders (seeders) wordt aangehouden in de beginfase van het fonds. Het is ook een stap vooruit voor holdings, aangezien het Hof bevestigt dat hun substantiële activiteit juist bestaat in het beheren van activa. Het Hof stelt een gebrek aan substantie gelijk aan een kunstmatig karakter van de operatie.

Wel jammer is dat het Hof de belasting heeft gehandhaafd bij uitkering van inkomsten die voordien al transparant waren vrijgesteld. Dit vraagstuk zal binnenkort echter minder belangrijk worden, aangezien meerwaarden weldra onderworpen zullen zijn aan een belasting van 10% in transparantie en bijgevolg vrijgesteld worden bij hun uitkering. Evenzeer jammer is dat het Hof het begrip “intermediaire constructie” heeft behouden, wat het kaaimanregime nodeloos complex houdt zonder wezenlijk voordeel voor de Belgische staatskas.

Het is nu afwachten hoe de wetgever zijn ontwerp zal herzien.

Voor vragen over de impact van deze beslissing, kunt u ons contacteren: tax@tetralaw.com

Geschiedenis

<< < 1 2 3 4 5 6 7 ... > >>
Niet-ondersteunde browser

De Internet Explorer-browser die u momenteel gebruikt, kan deze website niet correct weergeven.

Wij raden u aan een recentere, veilige browser te downloaden en te gebruiken, zoals Google Chrome, Microsoft Edge, Mozilla Firefox, of Safari (voor Mac) bijvoorbeeld.
OK